
Vreemdelingenwet 2000
Artikel 25
1
Binnen zes maanden wordt een beschikking gegeven op de aanvraag tot:
a
het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14;
b
het verlengen van de geldigheidsduur ervan;
c
het wijzigen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14;
d
het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20;
e
het wijzigen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20.
2
De termijn voor het geven van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste voor zes maanden worden verlengd indien naar het oordeel van Onze Minister voor de beoordeling van de aanvraag advies van of onderzoek door derden of het openbaar ministerie, nodig is.
3
Onze Minister stelt de vreemdeling in kennis van de verlenging.
4
Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 is ingediend door een langdurig ingezetene of diens gezinslid, wordt de beschikking in afwijking van het eerste lid gegeven binnen vier maanden, welke termijn in afwijking van het tweede lid voor ten hoogste drie maanden kan worden verlengd. Indien de langdurig ingezetene of het gezinslid krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is uitgenodigd de aanvraag aan te vullen, wordt de beschikking gegeven binnen zeven maanden.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.